Belasting op de bars en privé-clubs

Artikel 1:
Voor de aanslagjaren 2013 tot en met 2019 wordt een jaarlijkse belasting gevestigd op de bars en  privé-clubs. Dit besluit vervangt ons besluit van 21 december 2012.

Als bar wordt beschouwd iedere inrichting waar door het personeel, al dan niet als waard of waarden, rechtstreeks of onrechtstreeks, de handel van de exploitant wordt bevorderd, hetzij door gewoonlijk met de klanten te verbruiken, hetzij door het verbruik op gelijk welke andere manier te stimuleren dan door gewoon de klanten te bedienen, te zingen of te dansen.

Als privé-club  wordt iedere inrichting beschouwd waarvan de toegang ofwel voorbehouden is aan bepaalde personen ofwel onderworpen is aan de vervulling van zekere formaliteiten en waar de gelegenheid wordt geboden alcoholhoudende of niet alcoholhoudende dranken te gebruiken. 

Artikel 2:
De belasting is verschuldigd door de exploitant van de bar of  privé-club. De eigenaar van het materieel, dienstig als inrichting van de bar of privé-club, en de eigenaar van het onroerend goed, waarin de bar of privé-club  gevestigd is, zijn samen met de exploitant hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
De eigenaars kunnen de nalatigheid of de fout van de uitbater of hun eigen onwetendheid niet als verschoningsgrond inroepen.
Wanneer de bar of privé-club wordt geëxploiteerd door een zaakwaarnemer of een andere aangestelde, is de belasting verschuldigd door de lastgever. Het is desgevallend de houder die moet bewijzen dat hij de bar of privé-club voor rekening van een derde voert, wiens identiteit bovendien zonder de minste betwisting moet vaststaan. Zoniet zal de uitbater niet ontlast worden. Bij verandering van de aangestelde dient de lastgever hiervan aangifte te doen bij het College van Burgemeester en Schepenen en dit vooraleer de nieuwe aangestelde in dienst treedt.

Artikel 3:                                                           
De belasting wordt vastgesteld op 5.000 euro per bar of privé-club  per jaar.

Artikel 4:
Indien de uitbating van de bar of privé-club aanvangt in de loop van het aanslagjaar is de belasting slechts verschuldigd voor het aantal resterende maanden van het jaar met dien verstande dat de maand waarin de uitbating aanvangt als een volledige maand wordt aangerekend.

Artikel 5:
Indien de uitbating van de bar of privé-club wordt stopgezet in de loop van het aanslagjaar kan de belastingplichtige geen teruggave eisen van de belasting of een deel ervan.

Artikel 6:
De kohieren worden vastgesteld en uitvoerbaar verklaard ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar door het college van burgemeester en schepenen.
Het kohier wordt overgemaakt aan de financieel beheerder die onverwijld zorgt voor de verzending van de aanslagbiljetten. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingschuldige.
Het aanslagbiljet bevat naast  de gegevens vermeld in het kohier ook de verzendingsdatum, de uiterste betalingsdatum, de termijn waarbinnen bezwaar kan worden ingediend, de benaming, het adres en de contactgegevens van de instantie die bevoegd is om het bezwaarschrift te ontvangen, evenals de vermelding dat de belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger die wenst gehoord te worden, zulks uitdrukkelijk moet vragen in het bezwaarschrift .
Als bijlage wordt een beknopte samenvatting toegevoegd van het reglement krachtens welke de belasting is verschuldigd.
De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. Wanneer de belasting niet betaald is binnen deze termijn, worden de regels toegepast betreffende nalatigheidsintresten inzake de rijksbelastingen op de inkomsten.

Artikel 7:
De belastingschuldige (of zijn vertegenwoordiger) kan tegen zijn aanslag bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen binnen drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf  de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de inning van de belasting indien dit op een andere wijze dan per kohier gebeurde.
Het bezwaarschrift moet schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend bij het college van burgemeester en schepenen of aan het orgaan dat zij speciaal daarvoor aanwijst.
Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige alsmede het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten of middelen.
Het college van burgemeester en schepenen of het personeelslid dat zij speciaal daarvoor aanwijst, bericht schriftelijk ontvangst binnen vijftien dagen na de verzending of de indiening van het bezwaarschrift.
Indien de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger dat in zijn bezwaarschrift  heeft gevraagd, zal de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger uitgenodigd worden op een hoorzitting.
De belastingplichtigen kunnen de verbetering aanvragen van materiële missingen, zoals dubbele aanslag, rekenfouten, enz. zolang de gemeenterekening van het aanslagjaar waarop de belasting betrekking heeft, niet goedgekeurd werd.

Artikel 8:
Deze verordening wordt aan de Hogere Overheid overgemaakt.

Contactinformatie