Belasting op de drankslijterijen

Artikel 1: Voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 wordt ten bate van de stad Maaseik een jaarlijkse belasting geheven op de tapperijen en slijterijen van gegiste of geestrijke dranken die zich op het grondgebied van de stad bevinden.

Artikel 2: Wordt als slijterij beschouwd elke inrichting waar gegiste en/of geestrijke dranken worden aangeboden, verkocht of geleverd per hoeveelheden van zes liter of minder voor verbruik elders; Als tapperij wordt beschouwd elke inrichting waar ter plaatse te verbruiken gegiste en/of geestrijke dranken worden verkocht, uitgezonderd de plaatsen waar deze dranken enkel op of gedurende de maaltijden worden geschonken.

Artikel 3: De belasting is verschuldigd door de exploitant van de inrichting; de eigenaar is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.

Artikel 4: De jaarlijkse belasting wordt als volgt vastgesteld:

  1. Tapperijen van gegiste en/of geestrijke dranken in zelfstandig uitgebate           drankgelegenheden: 250,00 EUR forfaitair. Taverne-restaurants en alle andere eetgelegenheden waar men gegiste en/of geestrijke dranken enkel bij de maaltijd kan krijgen, vallen niet onder deze belasting.
  2. Tapperijen van gegiste en/of geestrijke dranken in: a) verenigingslokalen; b) parochie- en fanfarezalen die voor commerciële doeleinden verhuurd worden: 125,00 EUR voor parochie- en fanfarezalen alsook voor verbruikzalen en kantines van verenigingen zonder winstoogmerk voor zover ze sport-, jeugd-, cultuur- en sociale doeleinden hebben, al dan niet erkend door de gemeentelijke adviesraden, en waarvan de opbrengst ten goede komt aan de activiteiten van de vereniging.
  3. Slijterijen van gegiste en/of geestrijke dranken (met inbegrip van de slijterijen waar men hoofdzakelijk andere goederen of waren verkoopt dan gegiste of geestrijke dranken):
    1. 25,00 EUR voor reizende slijterijen;
    2. 50,00 EUR indien de totale oppervlakte van de voor het bedrijf bestemde lokalen kleiner dan of gelijk is aan 200m2;
    3. 125,00 EUR indien de totale oppervlakte van de voor het bedrijf bestemde lokalen groter is dan 200m2.

Artikel 5: De jaarlijkse belasting wordt met de helft verminderd t.a.v. de belastingplichtige die een slijterij of tapperij in de gemeente vestigt na 30 juni of stopzet vóór 1 juli van het belastingjaar.

Artikel 6: Wordt de tapperij of slijterij door een zetbaas of een andere aangestelde voor rekening van een derde persoon gedreven, dan komt de belasting ten laste van de opdrachtgever. De debitant moet eventueel het bewijs leveren dat hij het debiet voor rekening van een derde persoon drijft. Iedere opdrachtgever is in geval van verandering van zetbaas of aangestelde ertoe gehouden aangifte bij het College van Burgemeester en Schepenen te doen vooraleer de nieuwe zetbaas of aangestelde in dienst treedt.

Artikel 7: De belastingplichtigen zijn verplicht de belastbare elementen op te geven overeenkomstig een formulier hen toegezonden door het gemeentebestuur. Dit formulier dient voor de erin vermelde dag teruggezonden te worden. Zij die geen aangifteformulier ontvangen hebben of belastingplichtig na de inzameling van de aangifteformulieren zijn niettemin verplicht voor 1 maart van het volgende dienstjaar spontaan de nodige gegevens aan het gemeentebestuur te bezorgen om de aanslag te kunnen berekenen.

Artikel 8: Bij gebrek aan aangifte, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd. Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het college van burgemeester en schepenen, aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van 30 dagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het aanslagjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen. De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 100% van de verschuldigde belasting en wordt ook ingekohierd.

Artikel 9: De overtredingen op de aangifteplicht vermeld in artikel 8 van dit reglement worden vastgesteld door de beëdigde ambtenaren. De door hen opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.

Artikel 10: De kohieren worden vastgesteld en uitvoerbaar verklaard ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar door het college van burgemeester en schepenen. Het kohier wordt overgemaakt aan de financieel beheerder die onverwijld zorgt voor de verzending van de aanslagbiljetten. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingschuldige. Het aanslagbiljet bevat naast de gegevens vermeld in het kohier ook de verzendingsdatum, de uiterste betalingsdatum, de termijn waarbinnen bezwaar kan worden ingediend, de benaming, het adres en de contactgegevens van de instantie die bevoegd is om het bezwaarschrift te ontvangen, evenals de vermelding dat de belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger die wenst gehoord te worden, zulks uitdrukkelijk moet vragen in het bezwaarschrift . Als bijlage wordt een beknopte samenvatting toegevoegd van het reglement krachtens welke de belasting is verschuldigd. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Wanneer de belasting niet betaald is binnen deze termijn, worden de regels toegepast betreffende de nalatigheidsintresten inzake de rijksbelasting op inkomsten.

Artikel 11: De belastingschuldige (of zijn vertegenwoordiger) kan tegen zijn aanslag (en de eventuele belastingverhoging) bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen binnen drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de inning van de belasting indien dit op een andere wijze dan per kohier gebeurde. Het bezwaarschrift moet schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend bij het college van burgemeester en schepenen of aan het orgaan dat zij speciaal daarvoor aanwijst. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige alsmede het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten of middelen. Het college van burgemeester en schepenen of het personeelslid dat zij speciaal daarvoor aanwijst, bericht schriftelijk ontvangst binnen vijftien dagen na de verzending of de indiening van het bezwaarschrift. Indien de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger dat in zijn bezwaarschrift heeft gevraagd, zal de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger uitgenodigd worden op een hoorzitting. De belastingplichtigen kunnen de verbetering aanvragen van materiële missingen, zoals dubbele aanslag, rekenfouten, enz. zolang de gemeenterekening van het aanslagjaar waarop de belasting betrekking heeft, niet goedgekeurd werd.

Artikel 12: Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.

Contactinformatie