Belasting op het sluikstorten

Artikel 1:
Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een indirecte gemeentebelasting gevestigd op het weghalen door het gemeentebestuur van allerhande afvalstoffen gestort op plaatsen waar dit storten door een wettelijke of reglementaire bepaling verboden is.

Artikel 2:
De belasting is verschuldigd door de persoon die afvalstoffen gestort heeft. Desgevallend zijn diegenen die daartoe opdracht of toelating gaven en/of de eigenaar van de afvalstoffen hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.

Artikel 3:
De belasting op het sluikstorten wordt vastgesteld op 250 EUR per geval. Daarbuiten zullen per geval, bij het weghalen van dit afval door het gemeentebestuur, naast de geldende stortkosten en milieuheffingen eveneens de inzet van personeel en materieel worden aangerekend cfr. de tarieven die werden vastgesteld in de retributie inzake dienstverlening en inzet van de Stedelijke Dienst der Werken ten laste van derden.

Artikel 4:
De belasting is eisbaar op de dag van het weghalen van de afvalstoffen.
Zij dient betaald te worden binnen de vijftien dagen na de toezending van het bericht van de belastingschuld.

Artikel 5:
Bij gebrek aan betaling in der minne zal de belasting ingekohierd worden en is het een kohierbelasting.

Artikel 6:
De kohieren worden vastgesteld en uitvoerbaar verklaard ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar door het college van burgemeester en schepenen.
Het kohier wordt overgemaakt aan de financieel beheerder die onverwijld zorgt voor de verzending van de aanslagbiljetten. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingschuldige.
Het aanslagbiljet bevat naast  de gegevens vermeld in het kohier ook de verzendingsdatum, de uiterste betalingsdatum, de termijn waarbinnen bezwaar kan worden ingediend, de benaming, het adres en de contactgegevens van de instantie die bevoegd is om het bezwaarschrift te ontvangen, evenals de vermelding dat de belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger die wenst gehoord te worden, zulks uitdrukkelijk moet vragen in het bezwaarschrift .
De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Wanneer de belasting niet betaald is binnen deze termijn, worden de regels toegepast betreffende de nalatigheidsintresten inzake de rijksbelasting op inkomsten.
Als bijlage wordt een beknopte samenvatting toegevoegd van het reglement krachtens welke de belasting is verschuldigd.

Artikel 7:
De belastingschuldige (of zijn vertegenwoordiger) kan tegen zijn aanslag bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen binnen drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf  de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de inning van de belasting indien dit op een andere wijze dan per kohier gebeurde.
Het bezwaarschrift moet schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend bij het college van burgemeester en schepenen of aan het orgaan dat zij speciaal daarvoor aanwijst.
Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige alsmede het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten of middelen.
Het college van burgemeester en schepenen of het personeelslid dat zij speciaal daarvoor aanwijst, bericht schriftelijk ontvangst binnen vijftien dagen na de verzending of de indiening van het bezwaarschrift.
Indien de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger dat in zijn bezwaarschrift  heeft gevraagd, zal de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger uitgenodigd worden op een hoorzitting.
De belastingplichtigen kunnen de verbetering aanvragen van materiële missingen, zoals dubbele aanslag, rekenfouten, enz. zolang de gemeenterekening van het aanslagjaar waarop de belasting betrekking heeft, niet goedgekeurd werd.

Artikel 8:
Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.

Contactinformatie